Toegankelijkheid

Debat naleving van het VN-verdrag Handicap.

rolstoeler

Toegangspoortjes waar een rolstoel niet doorheen past, gezichtscans op ‘ooghoogte’, trappetjes om bij de zetels in de plenaire zaal te komen, een spreekgestoelte waar hij niet bovenuit komt, beperkte toegang tot de publieke tribune, hoogpolig tapijt. Een rondje door de Tweede Kamer met Max Gerets, een aan zijn rolstoel gebonden stagiair bij de Kamerfractie van GroenLinks-PvdA, werpt al genoeg moeilijkheden op. Niemand lijkt echt rekening te houden met mensen met een beperking.

Op de eigen fractiegang kan Gerets, de enige in het Kamergebouw werkende persoon in een rolstoel, niet naar de wc. „Dan moet ik naar Volt of de SGP”, vertelt hij in de ‘goederenlift’ – pas recent werd aan het bordje toegevoegd dat deze ook voor mensen in een rolstoel bedoeld is.

Eenmaal aangekomen bij de commissiezaal voor een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over de rechten van mensen met een handicap wordt hem nog bijna de toegang ontzegd. Het beperkte aantal rolstoelplekken is al bezet door de sprekers. „Het is heel simpel: mij krijg je hier niet weg, dit gaat ook over mij”, is zijn reactie, waarna er plek wordt gevonden. „Veel mensen hebben dit soort dingen pas door sinds ik in de Kamer werk”, zegt Gerets. „Als je het niet ervaart, sta je er niet bij stil.”
Precies daarom organiseerde Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA) op 20 maart het rondetafelgesprek over het VN-verdrag Handicap, dat de positie van mensen met een handicap moet verbeteren. Niet alleen met bestuurders van belangengroepen, maar juist met persoonlijke verhalen van mensen met diverse handicaps, van verstandelijk tot fysiek. Vooral groepen met zeer intensieve zorg worden volgens Westerveld makkelijk over het hoofd gezien, „omdat ze de politiek moeilijk weten te vinden”.

Nationale strategie
Nederland ratificeerde het VN-verdrag Handicap al in 2016. De Tweede Kamer debatteert er woensdag over. Het verdrag verplicht de staat ervoor te zorgen dat mensen met een handicap alle mensenrechten en fundamentele vrijheden kunnen uitoefenen, zonder discriminatie op basis van hun handicap. Vorig jaar werd handicap samen met seksuele gerichtheid expliciet toegevoegd aan artikel 1 van de Grondwet, het verbod op discriminatie.

Daarmee is Nederland er nog niet, concludeerde ook het College voor de Rechten van de Mens, dat toeziet op naleving van het verdrag, in hun jaarlijkse rapportage in december. Het openbaar vervoer is bijvoorbeeld nog steeds ontoegankelijk voor veel mensen met een handicap, waardoor zij „niet écht mee kunnen doen”, wat weer kan leiden tot „vereenzaming, sociaal isolement en afhankelijkheid van anderen”.

Om het VN-verdrag na te leven, kwam het kabinet in februari van dit jaar met een nationale strategie. Om te zorgen dat mensen met een beperking „dezelfde mogelijkheden hebben als ieder ander om mee te doen en zich te ontwikkelen” neemt het kabinet tot 2040 de tijd. De volgende stap, het opstellen van een concrete werkagenda, laat het demissionaire kabinet aan het volgende kabinet.

‘Monty Python-achtige’ bureaucratie
Van een visueel beperkte vrouw die vanwege haar beperking de administratie voor bijstand niet kan invullen tot een moeder van een zorgbehoevend kind dat zich door „dertig verschillende regelingen” moet navigeren en het gevoel heeft van het kastje naar de muur te worden gestuurd. „Monty Python-achtig”, vatte Theo van Uum, directeur van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) de situaties van veel insprekers samen.

De gemene deler van veel verhalen is een haast voelbaar verlangen ‘gewoon’ mee te kunnen doen, precies waar het VN-verdrag voor moet zorgen, maar er is een wirwar van verschillende wetten die dat tegenwerkt. „Veel mensen hebben niet zozeer last van hun ziekte of beperking, maar last van wat het kost om daarmee hun weg te vinden in het leven”, zei Illya Soffer, directeur van Ieder(in), koepelorganisatie van mensen met een beperking of chronische ziekte.

Lees ook Plan om gehandicapte werkenden minder te betalen

Geen ‘quick fixes’
Soffer denkt dat de verhalen indruk maakten op de Kamerleden, maar ziet dat politici vaak op zoek gaan naar ‘quick fixes’. „Die zijn er niet”, waarschuwt ze. „Sinds de decentralisaties in 2015 vallen mensen die een leven lang ondersteuning nodig hebben op allerlei manieren buiten de boot. Er zijn te veel verschillende wetten en het is compleet arbitrair in welke wet je valt en op welke ondersteuning je daarmee wel of niet kan rekenen.”

Ook volgens de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) werd de positie van gehandicapten sinds de decentralisaties in het sociaal domein „niet beter, maar slechter”. Directeur Van Uum: „We hebben de gehandicaptenzorg georganiseerd binnen te veel domeinen, in te smalle kadertjes. We hebben voor mensen met een beperking een soort versnipperde, parallelle samenleving gecreëerd. Waar mogelijk, wil je dat mensen gewoon naar school en aan het werk gaan, in plaats van naar aparte scholen en naar de dagbesteding.”

Van Uum en Soffer benadrukken beiden de noodzaak van integraal beleid, dat verschillende ministeries overstijgt. Van Uum: ,,Ambtenaren tuigen vanuit goede wil een prima regeling op binnen hun eigen domein, maar cliënten passen daar net niet in en vallen overal tussen.” Soffer: ,,Wij stellen een commissaris voor die coördineert tussen departementen, rijk en gemeenten, over kabinetstermijnen heen. Dat mensen kunnen meedoen in de samenleving is geen gunst of liefdadigheid, maar een mensenrecht.”